Quran translations in many languages

Dutch Quran

Al-Anfâl

In naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle.

[8:1]

Zij vragen u over de oorlogsbuit. Antwoord: “De oorlogsbuit behoort aan God en de boodschapper. Vreest daarom God en regelt (uw geschillen) onderling inschikkelijk en gehoorzaamt God en Zijn boodschapper als gij gelovigen zijt.”

[8:2]

Ware gelovigen zijn slechts degenen wier hart vol vrees klopt, wanneer de naam van God wordt genoemd en wanneer Zijn tekenen hun worden voorgelezen, doet dit hen in geloof toenemen en op hun Heer vertrouwen.

[8:3]

Die het gebed houden en van hetgeen, waarmee Wij hen hebben voorzien, meedelen,

[8:4]

Dezen zijn de ware gelovigen. Voor hen zijn graden bij hun Heer, vergiffenis en een waardige voorziening.

[8:5]

Toen uw Heer u in waarheid van uw huis deed weggaan, was een gedeelte van de gelovigen er afkerig van.

[8:6]

Zij redetwistten met u over de waarheid nadat deze was bekend gemaakt alsof zij zienderogen tot de dood werden gedreven.

[8:7]

En toen God u één der twee partijen beloofde dat zij de uwe zou zijn, wenste je, dat de partij zonder wapenen de uwe zou worden, maar God wilde door Zijn Woorden de waarheid bevestigen en de levenswortel der ongelovigen afsnijden.

[8:8]

Opdat Hij de waarheid mocht bevestigen en de leugen teniet mocht doen, ofschoon de schuldigen er afkerig van zijn.

[8:9]

Toen gij de hulp van uw Heer afsmeektet en Hij u antwoordde: “Ik zal u met duizend engelen helpen die elkander opvolgen.”

[8:10]

God gaf het slechts als verblijdend nieuws en opdat uw hart daardoor mocht worden gerustgesteld. Want hulp komt alleen van God; voorzeker, God is Almachtig, Alwijs.

[8:11]

Toen Hij slaap over u deed komen als beveiliging van Hem en water van de wolken over u neerzond, opdat Hij u daardoor mocht reinigen en het vuil van Satan van u mocht verwijderen en opdat Hij uw hart mocht sterken en u mocht doen volhouden.

[8:12]

Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: “Ik ben met u; versterkt de gelovigen. Ik boezem ontzag in de harten der ongelovigen. Slaat daarom hun hoofd af en slaat alle toppen van hun vingers af.”

[8:13]

Dit is, omdat zij zich tegen God en Zijn boodschapper hebben verzet. En wie tegen God en Zijn boodschapper strijdt, (wete) God is voorzeker streng in vergelding.

[8:14]

Dat is (uw straf), ondergaat haar daarom en weet dat er voor de ongelovigen de straf van het Vuur is.

[8:15]

O, gij die gelooft, wanneer gij degenen die niet geloven, op u af ziet komen wendt hun dan niet uw rug toe.

[8:16]

En wie op die dag zijn rug toekeert, tenzij hij voor het gevecht manoeuvreert of om plaats te nemen bij een andere groep, doet inderdaad de toorn van God over zich komen en de hel zal zijn tehuis zijn en dat is een slechte verblijfplaats.

[8:17]

Gij dooddet hen niet, doch God was het, Die hen doodde. En gij wierpt niet toen gij wierpt, maar God was het die wierp, opdat Hij de gelovigen een grote gunst van Zich mocht bewijzen. Voorzeker, God is Alhorend, Alwetend.

[8:18]

Dit (geschiedde) en voorzeker is God degene, Die het plan van de ongelovigen verijdelt.

[8:19]

Als gij een oordeel zoekt, dan is het oordeel reeds tot u gekomen. En als gij ophoudt, zal het beter voor u zijn, maar als gij terugkeert, zullen Wij ook terugkeren. En uw partij zal u in het geheel niet baten hoe talrijk zij ook moge zijn en God is voorzeker met de gelovigen.

[8:20]

O, gij die gelooft, gehoorzaamt God en Zijn boodschapper en wendt u niet van hem af, terwijl gij hoort.

[8:21]

En weest niet zoals degenen, die zeggen: “Wij horen,” maar zij horen niet.

[8:22]

Voorzeker, erger dan de beesten zijn in de ogen van God de doven en de stommen die niet willen begrijpen.

[8:23]

Als God enig goed in hen had ontdekt, zou Hij hen voorzeker hebben doen horen. En als Hij hen zou hebben laten horen hadden zij zich in afkerigheid afgewend.

[8:24]

O, gij die gelooft, geeft gehoor aan God en de boodschapper wanneer Hij u roept, opdat Hij u leven moge geven en weet, dat God tussen een man en zijn hart komt en dat Hij het is tot Wie gij zult worden vergaderd.

[8:25]

En behoedt u voor het onheil, dat niet alleen degenen, die onder u kwaad doen zal treffen. En weet, dat God streng is in het straffen.

[8:26]

En gedenkt, toen gij weinigen waart en zwak werd geacht in het land en toen gij vreesdet, dat de mensen u weg zouden voeren, hoe Hij u beschermde en sterkte met Zijn hulp en u voorzag van goede dingen, opdat gij dankbaar mocht zijn.

[8:27]

O, gij die gelooft, weest God en de boodschapper niet ontrouw en weest niet ontrouw aan het u toevertrouwde tegen beter weten in.

[8:28]

En weet, dat uw bezittingen en uw kinderen slechts een beproeving zijn en dat voorzeker bij God een grote beloning is.

[8:29]

O, gij die gelooft, als gij God vreest zal Hij u een onderscheiding verlenen en uw tekortkomingen voor u bedekken en u vergeven; God is Heer van grote Genade.

[8:30]

Toen smeedden de ongelovigen tegan u plannen, opdat zij u gevangen mochten nemen of doden of verbannen. En zij maakten plannen en God maakte plannen en God is het best in staat plannen te verijdelen.

[8:31]

En wanneer Onze verzen worden voorgelezen aan hen, zeggen zij: “Wij hebben het gehoord. Als wij willen kunnen wij gewis iets dergelijks uiten. Dit zijn niets dan fabelen der ouden.”

[8:32]

En toen zij zeiden: “O God, als dit inderdaad de waarheid van U is, doe dan stenen uit de hemel over ons regenen of geef ons een (andere) smartelijke straf.”

[8:33]

Maar God zal hen niet straffen zolang gij onder hen zijt noch zal God hen straffen indien zij om vergiffenis vragen.

[8:34]

Waarom zal God hen niet straffen, wanneer zij de mensen beletten de heilige moskee binnen te gaan en er geen bewakers van zijn? De bewakers er van zijn alleen de godvruchtigen, maar de meesten hunner beseffen het niet.

[8:35]

En hun gebed in het Huis (de Kaaba) is niet anders dan fluiten en klappen in de handen. “Ondergaat daarom de straf omdat gij placht te verwerpen.”

[8:36]

Voorzeker, de ongelovigen besteden hun rijkdommen om anderen van de weg van God af te leiden. Zij zullen doorgaan ze te verspillen maar daarna zullen zij spijt hebben en worden overwonnen. En zij die verwerpen zullen in de hel worden verzameld.

[8:37]

Zodat God de bozen van de goeden moge scheiden en de bozen bij elkander moge drijven en hen allen tezamen moge ophopen en hen dan in de hel moge werpen. Dit zijn de verliezers.

[8:38]

Zeg tot degenen die niet geloven, dat als zij ophouden (u te vervolgen), hetgeen voorby is hen zal worden vergeven en indien zij er weer in vervallen, voorwaar, dan is er akeeds het voorbeeld van vroegere volkeren.

[8:39]

En bestrijdt hen totdat er geen vervolging is en de godsdienst geheel voor God wordt. Maar als zij ophouden dan ziet God voorzeker hetgeen zij doen.

[8:40]

En als zij terugvallen weet dan, dat God uw Beschermer is, een uitstekende Beschermer en een uitstekende Helper.

[8:41]

En weet, dat wat gij ook als buit neemt, er een vijfde van voor God, de boodschapper, de verwanten, de wezen, de armen en de reiziger is, – indien gij in God gelooft en in hetgeen Wij aan Onze dienaar op de dag der onderscheiding neerzonden, de dag waarop de twee legers elkander ontmoetten. En God heeft macht over alle dingen.

[8:42]

Toen gij op de nabijzijnde kant waart en zij zich op de andere zijde bevonden en de karavaan beneden u was; en indien gij een onderlinge afspraak hadt gemaakt, zoud je ten opzichte van die afspraak zeker (van mening) hebben verschild. Maar (dit gebeurde) zodat God hetgeen gedaan moest worden tot stand zou brengen, zodat hij die zou omkomen door een duidelijk teken zou sterven en dat hij die zou leven door een even duidelijk teken zou blijven leven. En voorzeker, God is Alhorend, Alwetend.

[8:43]

Gedenk de tijd toen God hen (de vijanden) in uw ogen als weinigen toonde; had Hij hen u als velen getoond, dan zou je voorzeker hebben geweifeld en met elkander over de zaak getwist; maar God bewaarde u; voorzeker, Hij heeft volle kennis over hetgeen in het innerlijk is.

[8:44]

En toen Hij hen in de tijd van uw ontmoeting als weinigen in uw ogen deed voorkomen en u als weinigen in hun ogen deed voorkomen, zodat God hetgeen gedaan moest worden tot stand mocht brengen. En tot God worden alle dingen teruggebracht.

[8:45]

O, gij die gelooft, blijft standvastig wanneer gij een leger (van ongelovigen) ontmoet en gedenkt God vaak, opdat gij moogt slagen.

[8:46]

En gehoorzaamt God en Zijn boodschapper en redetwist niet met elkander, anders zul je laf worden en uw kracht zal vergaan. En weest geduldig, voorzeker God is met de geduldigen.

[8:47]

En weest niet zoals degenen die pochend uit hun huizen kwamen om door de mensen te worden gezien en om anderen van het pad van God af te leiden; en God omvat al hetgeen zij doen.

[8:48]

Toen deed Satan hun hun daden schoon schijnen en zeide: “Niemand onder de mensen zal deze dag de overhand over u hebben want ik ben uw metgezel.” Maar toen de twee legers elkander in het zicht kwamen, wendde hij zich af en zeide: “Voorzeker, ik heb niets met u uitstaande, waarlijk, ik zie wat gij niet ziet, ik vrees God en God is streng in het straffen.”

[8:49]

Toen de huichelaars en degenen in wier hart een ziekte is, zeiden: “Hun (Moslims) geloof heeft dezen bedrogen.” Maar wie zijn vertrouwen in God legt: voorzeker God is Almachtig, Alwijs.

[8:50]

O, had je het slechts kunnen zien, wanneer de engelen de ziel der ongelovigen wegnemen, hun gezicht en hun rug treffende: “Ondergaat de straf van het branden.

[8:51]

Dit komt door hetgeen uw handen hebben gewrocht; God is in het geheel niet onrechtvaardig voor Zijn dienaren.”

[8:52]

Zoals het volk van Pharao en degenen die vóór hen waren; zij verwierpen de tekenen van God, daarom strafte God hen voor hun zonden. Voorzeker, God is Machtig, Streng in het straffen.

[8:53]

Dit is omdat God nooit een gunst die Hij een volk heeft bewezen zal veranderen totdat zij, wat in hun hart is, veranderen. En voorzeker God is Alhorend, Alwetend.

[8:54]

Zoals het volk van Pharao en degenen, die vóór hen waren; zij verloochenden de tekenen van hun Heer daarom vernietigden Wij hen voor hun zonden. En Wij verdronken het volk van Pharao want zij waren allen onrechtvaardig.

[8:55]

Voorzeker, in de ogen van God zijn zij, die (de waarheid) verwerpen erger dan beesten want zij willen niet geloven:

[8:56]

Degenen met wie gij een verbond sluit, daarna schenden zij dit verbond telkens weer en zij vrezen niet.

[8:57]

Als gij hen in de oorlog ontmoet, jaagt dan degenen die achter hen zign vrees aan wegens hen, opdat zij er lering uit mogen trekken.

[8:58]

En als gij ontrouw van een volk vreest verstoot hen dan op gelijke wijze. Voorzeker, God heeft de ongelovigen niet lief.

[8:59]

En laat de ongelovigen niet denken dat zij een voorsprong hebben. Voorzeker, zij kunnen Ons niet ontkomen.

[8:60]

En maakt aan de grens alle mogelijke strijdkrachten en vastgehouden paarden voor hen gereed, waarmee gij de vijand van God en uw vijand en anderen buiten hen, die gij niet kent, doch die God kent, moogt afschrikken. En wat gij ook voor de zaak van God besteedt, het zal u ten volle worden terugbetaald en u zal geen onrecht worden aangedaan.

[8:61]

En als zij tot vrede neigen, neigt u er dan ook toe en legt uw vertrouwen in God. Voorzeker Hij is Alhorend, Alwetend.

[8:62]

En als zij u willen bedriegen is God voorzeker (als Helper) toereikend voor u. Hij is het, Die u heeft versterkt met Zijn hulp en met die der gelovigen,

[8:63]

en Hij heeft hun harten verenigd. Indien gij al hetgeen op aarde is had besteed, konde je hun harten niet hebben verzoend, maar God heeft hen verenigd. Voorzeker, Hij is Almachtig, Alwijs.

[8:64]

O profeet, God is toereikend voor u en voor diegenen der gelovigen die u volgen.

[8:65]

O profeet, spoor de gelovigen aan om te vechten. Als er twintig onder u zijn die stand houden, zullen zij tweehonderd overwinnen en als er honderd uwer zijn zullen zij duizend der ongelovigen verslaan, omdat zij een volk zijn dat niet wil begrijpen.

[8:66]

Maar nu heeft God uw last verlicht, want Hij weet dat er zwakheid in u is. Als er daarom honderd uwer zijn die standvastig zijn, zullen zij tweehonderd overweldigen en als er duizend uwer zijn zullen zij door het gebod van God twee duizend overwinnen. En God is met degenen die standvastig zijn.

[8:67]

Een profeet kan geen gevangenen maken voordat hij tot geregeld vechten in het land komt. Gij wenst de goederen van deze wereld terwijl God het Hiernamaals voor u wenst. En God is Almachtig, Alwijs.

[8:68]

En indien er geen gebod van God was geweest zou u voorzeker een grote rampspoed zijn overkomen voor hetgeen gij naamt.

[8:69]

Eet van de buit die gij ontvangt als wettig en goed en vreest God. Voorzeker, God is Vergevensgezind, Genadevol.

[8:70]

O profeet, zeg tot de gevangenen die in uw handen zijn: “Als God enig goed in uw hart vindt, zal Hij u beter geven dan hetgeen van u is weggenomen en zal Hij u vergeven”. God is Vergevensgezind, Genadevol.

[8:71]

Maar als zij voornemens zijn u ontrouw te worden, zijn zij reeds voorheen God ontrouw geweest, daarom gaf Hij u macht over hen. God is Alwetend, Alwijs.

[8:72]

Voorzeker, degenen die hebben geloofd en hun huizen verlieten en met hun bezittingen en hun persoon voor de zaak van God hebben gestreden en degenen die schuilplaats verstrekten en hielpen, zijn vrienden van elkander. Maar degenen die geloven en die hun huizen niet verlieten, U bent in het geheel niet verantwoordelijk voor hun bescherming tenzij zij hun huizen verlaten. Maar als zij hulp inzake het geloof zoeken dan is het uw plicht hen te helpen behalve tegen een volk, met hetwelk gij een verbond hebt. God ziet, wat gij doet.

[8:73]

De ongelovigen zijn vrienden van elkander. Als gij niet ingrijpt zal er onheil en grote wanorde in het land komen.

[8:74]

En degenen die geloven en hun huizen verlaten en die streden voor de zaak van God en degenen die hun schuilplaats verstrekken en hen helpen zijn de ware gelovigen. Er is voor hen vergiffenis en een waardige voorziening.

[8:75]

En degenen die naderhand zullen geloven en hun huizen verlaten en tezamen met u strijden, zullen tot u behoren; en bloedverwanten staan nader tot elkander in het Boek van God. Voorzeker, God is de Oerkenner van alle dingen.